Van beschermd wonen naar beschermd thuis
Per 1 januari 2024 krijgen ook kleinere gemeenten een rol in het beschermd wonen. Meer ambulante begeleiding in de wijk en meer cliënten die zelfstandig wonen in hun vertrouwde omgeving. Dat is het beoogde resultaat van de doordecentralisatie van beschermd wonen naar beschermd thuis, volgend jaar. Veel gemeenten bereiden zich erop voor, zoals in de regio Delft.
Vertrouwde omgeving
Vanaf 1 januari jongstleden zijn ze in Delft en de bijhorende gemeenten Midden Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Westland rustig van start gegaan met de nieuwe aanpak. Een cliënt die uitstroomt uit een beschermd-wonen-voorziening en zelfstandig gaat wonen, blijft voortaan niet meer per definitie in Delft hangen. Komt hij van origine bijvoorbeeld uit Pijnacker-Nootdorp, dan kan hij – indien hij daarvoor in aanmerking komt – ook in díe gemeente een huis en de benodigde ondersteuning krijgen.
Het zijn de kerndoelen van de transitie doordecentralisatie beschermd wonen naar beschermd thuis die per 1 januari 2024 moet beginnen: wonen in een vertrouwde omgeving met professionele begeleiding, steun van het netwerk en (kleinschalige) welzijnsvoorzieningen.
“De gemeente is de afgelopen jaren steeds meer een zorgbedrijf geworden.” Wethouder Hanneke van de Gevel
Eigen netwerk
De transitie is een goede ontwikkeling volgens Hanneke van de Gevel, wethouder Wmo in Pijnacker-Nootdorp voor lokale partij Eerlijk Alternatief. ‘In de gemeente waar cliënten oorspronkelijk vandaan komen, wonen vaak vrienden en familie. Daardoor kun je de informele ondersteuning dichter bij huis beter regelen. En mensen voelen zich vaak beter in het eigen netwerk.’
Volgens het woonplaatsbeginsel worden gemeenten vanaf volgend jaar verantwoordelijk voor de eigen inwoners als het om beschermd wonen gaat. Vanaf 1 januari 2024 krijgen alle gemeenten – en niet zoals nu alleen centrumgemeenten – financiering voor het bieden van beschermd wonen en beschermd-thuis-voorzieningen.
‘Wij krijgen vanaf 2024 minder geld en de regiogemeenten meer,’ licht Karin Schrederhof, wethouder zorg (PvdA) in Delft toe. ‘Voor de voltooiing van de transitie is acht jaar uitgetrokken. Ook de verandering in de geldstroom gaat stapsgewijs, want mensen stromen niet in één keer uit.’
Druk bezig
In Delft en de bijbehorende centrumgemeenten werd vier jaar geleden gestart met de voorbereidingen voor de transitie van beschermd wonen naar een beschermd thuis. ‘De afgelopen tijd hebben wij met alle gemeenten een regiovisie en een uitvoeringsnotitie opgesteld voor de transitie’, vertelt Schrederhof.
‘Alhoewel de financiële contouren en het woonplaatsbeginsel pas in 2024 vorm krijgen, zijn wij al druk bezig met de transformatie. Voor bewoners die beschermd willen gaan wonen in de woonplaats waar ze oorspronkelijk vandaan komen, betalen wij in 2023 nog de rekening. Ook gaan we met elkaar in gesprek over hoe de indicatiestelling, die nu alleen bij ons wordt gedaan, geïmplementeerd kan worden bij de regiogemeenten.’
Zorgbedrijf
Van de Gevel vertelt dat Pijnacker-Nootdorp een aantal nieuwe medewerkers heeft aangesteld om deze beweging in goede banen te leiden. Ze verwacht daarom weinig problemen. ‘Wij werken al heel goed met de gemeente Delft samen. De ambtenaren kennen elkaar. Er is veel contact en er wordt veel uitgewisseld.’
De Wmo-wethouder denkt dat het aantal ambtenaren vanwege de extra taken moet worden uitgebreid. ‘Maar ik verwacht niet echt problemen. Door de eerdere transities in de ouderen en de jeugdzorg maken zorgprofessionals als psychologen en maatschappelijk werkers nu al deel uit van ons kernteam. De gemeente is de afgelopen jaren steeds meer een zorgbedrijf geworden.’
Gaat de gemeente zelf ook beschermd-wonen-voorzieningen opzetten in Pijnacker-Nootdorp? Voorlopig niet, volgens Van de Gevel. ‘Wij richten ons nu op het bieden van een beschermd thuis. Het aantal cliënten uit Pijnacker-Nootdorp is zo klein dat het de vraag is of je die voorziening door moet decentraliseren. Het kan zijn het dat op termijn wel gaat gebeuren. Dat vraagstuk moeten we met zijn allen blijven bekijken.’
Bron: Binnenlandsbestuur | Sigrid Starremans | 12 januari 2023