Bestuurlijke reactie Minister LZS AR rapport zorgfraude

Geachte heer Visser, heer Van Der Werf,
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van uw concept-rapport over Zorgfraude, getiteld ‘Een zorgelijk gebrek aan daadkracht; Onderzoek naar de effectiviteit van zorgfraudebestrijding’. U heeft hierbij de effectiviteit van de bestrijding van Zorgfraude in Nederland onderzocht. U heeft onderzoek gedaan naar de handhaving door middel van het onderzoeken van veertien casussen in drie zorgsectoren, en heeft daarnaast met betrokkenen gesproken en achterliggende documentatie bestudeerd. Ik waardeer uw uitgebreide rapportage. Helaas zijn de resultaten inderdaad zorgwekkend.

Algemeen
Uw onderzoek leidt tot de hoofdconclusie dat de bestrijding van zorgfraude in Nederland in de praktijk niet of nauwelijks werkt en dat er sprake is van een zorgelijk gebrek aan daadkracht. De zorgsector is geen plek voor niet-integere zorgaanbieders, die misbruik maken van mensen in een kwetsbare positie. Uw conclusies en aanbevelingen zijn helder en maken duidelijk dat er actie nodig is. Ik zal uw resultaten en aanbevelingen gebruiken om de huidige aanpak van niet-integere zorgaanbieders een impuls te geven. Dit zal ik doen in samenhang met de uitvoering van het coalitieakkoord, de evaluatie van het zogenoemde TIZ-convenant (Taskforce Integriteit Zorgsector) en recente publicaties over zorgfraude.

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken mijn erkenning en waardering te uiten voor allen die zich dagelijks bezighouden met de opsporing van niet-integere zorgbestuurders en ondernemers in de zorg. Het is belangrijk werk dat ook niet altijd gemakkelijk is door de vele –vaak zeer terechte- waarborgen, de beperkingen in gegevensdeling en de lange doorlooptijden die het vraagt om een signaal van mogelijke zorgfraude om te zetten naar bewezen zorgfraude. Uw rapport geeft aan dat het beter kan en beter moet. Ook geeft uw rapport een aantal bruikbare handvatten om dat ook te doen.

Deze bestuurlijke reactie is gericht op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen in uw conceptrapport. In een later te versturen brief aan de Tweede Kamer zal ik ingaan op de uitwerking van het coalitieakkoord op het terrein van de aanpak van niet integere zorgbestuurders en het tegengaan van fraude in de zorg en zal ik reageren op het dan verschenen definitieve onderzoeksrapport. Deze brief zal ik voor het zomerreces aan de Tweede Kamer verzenden.

Reactie op de aanbevelingen in het rapportIk begin deze brief met een reactie op uw aanbevelingen aan mijn ministerie en wil daarna een enkele opmerking maken over uw conclusies. De aanbevelingen zijn:
•Houd toezicht op de naleving van de verantwoordelijkheden en afspraken over inzet en prestaties van de organisaties die rechtstreeks onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen (IGJ en NZA) of als opdrachtnemer voor u werken (Arbeidsinspectie). Stuur direct bij als afspraken niet worden nagekomen.
•Maak sluitende afspraken met de minister van Financiën en de minister van Veiligheid en Justitie over de beschikbare inzet en de na te streven prestaties van Belastingdienst en FIOD respectievelijk het Openbaar Ministerie.
•Zorg ervoor dat de partijen in de uitvoering expliciet afspreken wie bij sterke signalen van fraude de regie op de opvolging neemt, zodat ze sneller en waar nodig samen in actie komen om fraude aan te tonen en in te grijpen.
•Zorg dat de partijen in de uitvoering alle mogelijkheden benutten die hun binnen de bestaande wettelijke kaders ter beschikking staan.

Ik ben u zeer erkentelijk voor deze aanbevelingen en kan mij er in vinden. Ik zal ze ook ter harte neme en er mee aan de slag gaan. De aanbevelingen ten aanzien van het toezicht en meer sluitende afspraken vragen om nader onderzoek over hoe deze het beste in de praktijk kunnen worden vormgeven. Ik ga daartoe in gesprek met de door u genoemde partijen en zal met hen bespreken hoe we deze rol het best kunnen gaan inrichten. Een vraag aan hen zal onder andere zijn hoe zij de transparantie over inzet en prestatie kunnen vergroten en zich daardoor ook meer toetsbaar gaan opstellen. Een ander beoogd resultaat van deze gesprekken is onder andere een meer zorgvuldig afgewogen inzet van het bestuurs- en privaatrecht, waarbij een nadrukkelijkere rol voor bijvoorbeeld de Nederlandse Zorgautoriteit passend zou zijn. Ik kom hierop terug in de genoemde brief die ik voor de zomer naar de Tweede Kamer zal verzenden.

Zoals u bekend is de secretaris-generaal van het ministerie van VWS voorzitter van het Bestuurlijk Overleg van de TIZ. Een goede samenwerking binnen de TIZ heeft de volle aandacht van het departement en is essentieel voor de fraudebe-strijding in de zorg. Hierin zijn recent al verschillende stappen gezet ook in vervolg op de evaluatie van het huidige TIZ-convenant dat de samenwerking van de di-verse partijen beschrijft. Naar aanleiding van deze evaluatie is onder andere besloten dat er komend jaar wordt ingezet op een meer resultaatgerichte samenwer-king met een focus op het verstoren en stoppen van niet-integere zorgbestuurders en ondernemers in de zorg. Ik deel uw mening dat hierin extra stappen gezet moeten gaan worden. Uw opdracht aan alle TIZ-partners is om gezamenlijk te zoeken naar verbetermogelijkheden in de bestrijding van zorgfraude en daarbij gebruik te maken van elkaars kwaliteiten. Deze opdracht neem ik ter harte. De in-zet op gezamenlijke resultaatgerichte projecten is daarvan naar mijn mening een goed voorbeeld en een belangrijke eerste stap.

Ook de laatste aanbeveling onderschrijf ik van harte. De bestaande wettelijke kaders omtrent gegevensuitwisseling bieden vaak meer mogelijkheden voor partijen dan gedacht wordt: er kan meer dan men nu in de praktijk doet. De grondslagen voor gegevensuitwisseling blijken nu soms voor verschillende interpretaties vatbaar. Hierdoor ontstaat nog te vaak discussie over de toepasbaarheid en bruikbaarheid, zowel binnen de eigen organisatie als in samenwerking met andere organisaties. Die discussies kosten tijd en zorgen voor onduidelijkheid. Mijn wens voor het vervolg is juist gericht op het versterken van de uitvoeringspraktijk. Om de nadruk te leggen op hetgeen al kan in plaats van al-lerlei nieuwe wetten. Ik ga met de partners in gesprek om deze kennis onder de uitvoeringspraktijk te vergroten, bijvoorbeeld door het delen van best practices en het organiseren van (landelijke) werkdagen. Ik zal hierop terugkomen in de eerder genoemde Kamerbrief.

Overige opmerkingen
Graag zou ik in deze eerste reactie nog een enkele andere opmerking maken.

Het bestrijden van zorgfraude is opereren in een ingewikkeld krachtenveld. Steeds is het een (politieke) afweging tussen het realiseren van een maximaal fraudebestendige regelgeving in de zorg en de wenselijkheid om het de burgers en zorgondernemers niet te moeilijk te maken de regie over hun zorg in eigen hand te nemen of zorg op maat aan te bieden. Dit geldt bijvoorbeeld bij de inzet van het persoonsgebonden budget. Indien fraudebestrijding er toe zou leiden dat patiënten en cliënten die dat wensen niet meer in hun eigen zorg of in die van hun naasten zouden kunnen voorzien op de manier waarop ze dat wensen, spannen we het paard achter de wagen. U signaleert deze afweging ook in uw rapport.

Een ander aspect van dat krachtenveld is de balans die moet worden gezocht tussen het zeer terechte en noodzakelijke respecteren van de privacy en de grotere effectiviteit in de opsporing door het uitwisselen van gegevens. Verwerking en uitwisseling van privacy gevoelige gegevens kan en mag niet anders dan met de grootste zorgvuldigheid plaatsvinden met de uitdrukkelijke aandacht voor noodzakelijkheid en proportionaliteit. Dat gaat soms ten koste van de effectiviteit van de opsporing maar dat is de prijs die we willen en moeten betalen voor het respecteren van die privacy. Daar waar een dergelijke uitwisseling van gegevens proportioneel en noodzakelijk is voorzie ik die voor zover dat nog niet is gebeurd, van een wettelijke basis (zie ook hieronder). In uw rapport viel mij op dat u aan deze balans minder aandacht schenkt.

Uw onderzoek beschrijft dat verschillende partijen een bijdrage leveren aan de bestrijding van zorgfraude. De partijen zijn allemaal actief, houden toezicht, vragen allerhande informatie op en beginnen soms zaken tegen een vermoedelijke fraudeur. Het is echter in de praktijk moeizaam om fraudeurs ook daadwerkelijk te (la ten) stoppen. U merkt op dat individuele zorgverzekeraars en gemeenten op basis van de onderzochte casussen enkele keren met enig succes contracten stopzetten, maar fraudeurs regelmatig onder nieuwe namen actief blijven in de zorg. Hier ben ik mij van bewust en dit vind ik ongewenst. Om deze reden ligt de behandeling van het Wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) in de Kamer voor. Wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt, kan het ervoor zorgen dat fraudeurs hun activiteiten niet in een andere gemeente of bij een andere zorgverzekeraar kunnen voortzetten, zonder dat de verantwoordelijke instantie hier zicht op heeft. Een individuele gemeente of zorgverzekeraar kan straks bijvoorbeeld, voordat het een contract met een zorgaanbieder afsluit of een contract verlengt, in het Waarschuwingsregister zorgfraude kijken om te zien of deze zorgaanbieder erin voorkomt.

In uw onderzoek beschrijft u terecht de verwachting dat als er sterke signalen zijn van fraude in de zorg deze moeten worden onderzocht en de daders moeten worden aangepakt. Dat is ook mijn ambitie en de ambitie van de betrokken toezichts- en opsporende instanties. Helaas is het zo dat niet alle signalen kunnen worden opgepakt. De beschikbare opsporings- en handhavingscapaciteit maakt prioriteitsstelling noodzakelijk. Tegen die achtergrond heeft het vorige kabinet zoals u terecht vermeldt dan ook structureel extra geld uitgetrokken om de capaciteit van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA, voorheen de ISZW) met 20 fte uit te breiden. Ook hier speelt de krappe situatie op de arbeidsmarkt en dan in het bijzonder op dit specifieke segment van de arbeidsmarkt, een snelle vervulling van deze vacatures parten.

Wat uw opmerkingen over de effectiviteit van het strafrecht in relatie tot het openbaar ministerie het volgende. Helaas moet ook het openbaar ministerie gezien de beperkingen in de beschikbare capaciteit noodzakelijkerwijs een afweging maken welke zaken het beste wel aangepakt kunnen worden en welke helaas niet. Maar er speelt ook nog een ander dilemma. Dat is enerzijds de wens daders van zorgfraude aan te pakken en te voorkomen dat deze ooit nog in herhaling vallen. Anderzijds is er het belangrijke uitgangspunt dat de inzet van het strafrecht is omgeven met waarborgen voor de verdachten en veroordeelden en dat daar de grootste zorgvuldigheid is geboden. Gelukkig is dit in ons land zo geregeld maar het heeft noodzakelijkerwijs effect op de effectiviteit van het strafrecht.

Een andere observatie in uw rapport is dat organisaties vaak handelen vanuit hun individuele rolopvatting en hierdoor nogal eens signalen van zorgfraude laten lopen. Dit is onwenselijk en ik onderschrijf de urgentie om dit actief aan te pakken. TIZ-partijen werken vanuit verschillende taken en bevoegdheden en vanuit verschillende wet- en regelgeving. De interventiemogelijkheden waarover organisaties beschikken verschillen daardoor ook. In de eerder benoemde evaluatie van het TIZ-convenant is hierover gesproken en zijn al de eerste afspraken gemaakt. Uw rapport noopt tot het verder verduidelijken van de bestaande verantwoordelijkheidsafspraken en afwegingskaders. Ik ga hiermee aan de slag, en blijf aandacht houden voor de samenhang van civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke interventies.

Tot slot
Zoals recent door mij benadrukt in het C ommissiedebat Zorgfraude van 3 februari 2022, heeft de aanpak van niet-integere zorgbestuurders en ondernemers in de zorg mijn volle aandacht. De aanpak kan en moet beter, en die wil is er ook bij alleTIZ-partijen. Eén van uw belangrijkste conclusies is dat we gezamenlijk moeten gaan zoeken naar verbetermogelijkheden in de bestrijding van zorgfraude, en daarbij gebruik moeten maken van elkaars kwaliteiten. Uw rapport biedt waardevolle inzichten en aanbevelingen, die mij handvatten biedt om samen met de TIZ de aanpak van zorgfraude verder te verbeteren en de zorg eerlijk en toegankelijk te houden.

Hoogachtend,
de minister voor Langdurige Zorgen Sport,

Conny Helder

Laat een bericht achter

Deel uw ervaringen met ons

Uw verhaal met ons delen? Of wilt u dat wij contact met u opnemen? Laat het ons weten!

Start met typen en druk op Enter om te zoeken